Een belastingplichtige deed in 2021 aangifte inkomstenbelasting. Hij gaf daarbij een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) op van € 35.616. Dit bedrag bestond uit verschillende vermogensbestanddelen, waaronder vorderingen op zijn kinderen en een verhuurde woning. De Belastingdienst volgde deze aangifte en legde de aanslag vast.
De man ging hiertegen in bezwaar. Zijn standpunt: het werkelijk rendement op bepaalde vermogensbestanddelen – zoals de vorderingen – was lager dan het forfaitaire rendement dat de Belastingdienst toepaste. Volgens hem was de box 3-heffing in strijd met het discriminatieverbod en het eigendomsrecht onder het EVRM. De inspecteur wees zijn bezwaar echter af.
Het oordeel van de rechtbank
De zaak kwam vervolgens voor de rechter. De rechtbank stelde de Belastingdienst in het gelijk en oordeelde dat de aanslag terecht op het forfaitaire rendement was gebaseerd. Daarbij werd benadrukt dat het werkelijk rendement moet worden beoordeeld over de gehele rendementsgrondslag, en niet slechts op één afzonderlijk vermogensbestanddeel.
In de berekening nam de rechtbank alle onderdelen mee: de verhuurde woning (inclusief waardestijging en huurinkomsten) én de rente op de vorderingen. De conclusie was dat het totaal aan werkelijk rendement € 52.610 bedroeg – aanzienlijk meer dan het forfaitaire rendement van € 35.616. Daardoor kon de man zich niet met succes beroepen op een te hoge belastingdruk.
Context: de ontwikkelingen in box 3
Deze uitspraak past in de bredere discussie rondom de box 3-heffing. Tot en met 2022 werd het vermogen belast op basis van een forfaitair rendement. Dit leidde vaak tot situaties waarin belasting werd geheven over rendementen die in werkelijkheid niet (of veel lager) waren behaald. Het zogeheten Kerstarrest van de Hoge Raad (december 2021) oordeelde dat dit stelsel in strijd was met het eigendomsrecht.
Sindsdien probeert de wetgever de heffing eerlijker vorm te geven. Voor de jaren 2021–2022 is de overbruggingswetgeving ingevoerd, waarbij beter onderscheid wordt gemaakt tussen spaargeld, beleggingen en schulden. Toch blijft ook dit stelsel onderwerp van discussie en rechtszaken, omdat nog steeds niet altijd het werkelijke rendement wordt gevolgd.
Vanaf 2027 staat een nieuw box 3-stelsel gepland, dat wél gebaseerd wordt op werkelijk rendement. Tot die tijd blijft het voor belastingplichtigen belangrijk om te controleren of bezwaar maken zinvol is in hun situatie.
Wat betekent dit voor jou?
Heb jij vermogen in box 3, zoals spaargeld, beleggingen of vastgoed? Dan is het goed om scherp te zijn op de manier waarop jouw belastingdruk wordt berekend. De Belastingdienst kijkt momenteel nog altijd naar forfaits, maar rechters toetsen steeds vaker aan het werkelijke rendement.
- Is jouw werkelijke rendement lager dan het forfaitaire rendement? Dan kan bezwaar maken zinvol zijn.
- Behaal je juist een hoger rendement? Dan kan de rechter oordelen dat er geen sprake is van een te hoge belastingdruk.
Wij denken graag met je mee of er in jouw situatie mogelijkheden zijn om bezwaar te maken of je box 3-positie te optimaliseren.